Analoog
Analoog is het werken met waarden in een continuüm zonder stappen. Een analoog signaal is een signaal dat continu variabel is, in tegenstelling tot een digitaal signaal dat slechts een beperkt aantal discrete niveaus kan aannemen. Sinds de opkomst van de elektronica wordt digitaal veelal in verband gebracht met elektronische systemen, maar mechanische, pneumatische, hydraulische en andere systemen gebruiken ook analoge signalen.
Een analoog signaal gebruikt een eigenschap van het medium om de informatie in het signaal over te dragen. In een traditionele thermometer wordt bijvoorbeeld de positie van het vloeistofniveau gebruikt om de informatie over te brengen. In de elektronica wordt de elektrische spanning het meest gebruikt om informatie over te brengen, gevolgd door elektrische stroom en elektrische lading.
Een veel gebruikte methode om een analoog signaal te transporteren is modulatie. Dit betekent dat van een basissignaal (bijvoorbeeld een sinusvormige draaggolf in de radiotechniek) een van de eigenschappen wordt veranderd: bij amplitudemodulatie wordt de amplitude van de draaggolf veranderd om het signaal te dragen, en bij frequentiemodulatie gebeurt hetzelfde met de frequentie van de draaggolf. Ook het veranderen van de fase van de draagggolf kan worden gebruikt. In een analoog modem dat wordt gebruikt om computers met elkaar te laten communiceren over een traditionele telefoonlijn, wordt een combinatie van modulatietechnieken gebruikt.
Elke vorm van informatie kan met een analoog signaal worden overgebracht. Vaak is zo'n signaal een elektrisch signaal dat door een opnemer of ontvanger wordt gevormd uit een bestaand signaal als geluid, licht, temperatuur, positie of druk.
Bij analoge verwerking van signalen wordt geen kwantisering van informatie uitgevoerd. Het signaal blijft van begin tot het eind van de verwerking een continu signaal.
Een klok met wijzers wordt analoog genoemd. Strikt genomen is dat echter onjuist: de wijzers bewegen normaal in stappen elke hele of halve seconde, en niet in een vloeiende beweging. Dat maakt de wijzerklok digitaal.
Het woord analoog geeft de analogie weer die er in de analoge signaaloverdracht plaatsvindt: bijvoorbeeld de analogie tussen het geluid en het elektrische signaal dat een microfoon produceert, tussen de verschillende elektrische signalen in de versterker, en tussen de elektrische stroom in de luidsprekerkabel en het geluid dat door de luidspreker wordt weergegeven.
De grootste beperking van analoge signaalverwerking is dat elk systeem onderhevig is aan ruis: willekeurige fluctuaties. Wanneer signalen herhaald worden omgezet of over lange afstanden worden getransporteerd, kunnen deze fluctuaties een belangrijke component van het signaal worden. Elektrische ruis kan worden beperkt door afscherming van de kabels en goede verbindingen.
Het ontstaan van ruis maakt het onmogelijk om signaalverlies en vervorming te corrigeren; wanneer immers het signaal versterkt wordt, wordt de ruis mee versterkt.